Op deze pagina vind je informatie over de toekomst als je labrumletsel hebt of als je daarvoor bent behandeld.
De informatie op deze pagina is gecontroleerd door de leden van onze Medische Adviesraad.
Kan er opnieuw labrumletsel ontstaan?
Of er opnieuw labrumletsel kan ontstaan, is deels afhankelijk van of er wel of geen sprake is van een vormafwijking. Als het letsel is ontstaan als gevolg van een vormafwijking (bijvoorbeeld FAI of heupdysplasie) en de vormafwijking wordt niet behandeld, is de kans dat er opnieuw labrumletsel ontstaat groot.
Daarnaast speelt mee dat een gehecht labrum minder sterk is dan een labrum waar nog nooit iets aan heeft gemankeerd. Er kan een nieuwe scheur ontstaan doordat het weefsel verzwakt is.
Als het labrum gedeeltelijk is verwijderd, kan er in het overgebleven stuk labrum een scheur ontstaan. De kans hierop is meestal niet zo groot.
Wat zijn de toekomstverwachtingen voor iemand met labrumletsel?
Als een vormafwijking (bijvoorbeeld FAI of heupdysplasie) de oorzaak was van het labrumletsel dan is die vooral leidend voor de toekomst en of er bijvoorbeeld een verhoogd risico is op het vervroegd krijgen van artrose.
Als er geen sprake was van een vormafwijking dan is er mogelijk wel een iets verhoogde kans op het krijgen van artrose, maar dat kan per persoon verschillen.
Omdat een hersteld labrum minder sterk is dan een gezond labrum kan het verstandig zijn om bijvoorbeeld extreme bewegingen, zoals het heel ver buigen van de heup, te vermijden zodat het labrum niet extra onder druk wordt gezet. Dat zou opnieuw tot letsel kunnen leiden.
Welke sporten kun je doen met labrumletsel / na een behandeling?
Als je herstel goed is verlopen, kun je in principe elke sport weer doen. Wel kan het verstandig zijn om het maken van extreme bewegingen te voorkomen. Ook sporten waarbij veel schokbelasting (rennen en springen) plaatsvindt, zijn zwaar voor de heup. Voetbal, vechtsporten, tennis en hockey kunnen erg belastend zijn voor het labrum.
Een goede optie is de crosstrainer. Daarbij is geen sprake van schokbelasting en maak je geen extreme bewegingen terwijl je wel je spieren en conditie kunt trainen.
Ook hierbij geldt dat het ook afhankelijk is van hoe ernstig het letsel was en of er sprake was of is van een onderliggende oorzaak. Als je een van de bovengenoemde sporten doet zonder dat je last hebt van je heup dan hoef je daar niet zomaar mee te stoppen. Twijfel je over een specifieke sport en/of beweging dan kun je altijd je orthopeed en/of fysiotherapeut om advies vragen.
Wat als de behandeling niet het gewenste resultaat geeft?
Als je samen met je arts kiest voor een bepaalde behandeling heb je daar natuurlijk ook een bijbehorende verwachting van het resultaat bij. Helaas komt het soms voor dat deze verwachting niet uitkomt. Dat kan zijn doordat er een groter probleem blijkt te zijn dan gedacht, door complicaties die optreden als gevolg van de behandeling of door een onbekende oorzaak.
De eerste stap is dan om met je arts te bespreken wat er aan de hand is en samen te onderzoeken welke mogelijkheden er nog zouden kunnen zijn om daar iets aan te doen. Trainen onder begeleiding van een fysiotherapeut kan bijvoorbeeld helpen om spierzwakte te verminderen zodat je bewegingspatroon en houding verbeteren. Ook het losmaken van bepaalde spier(groep)en rond de heup door een fysiotherapeut kan verlichting van klachten geven.
Bij de tips vind je informatie over hoe je een fysiotherapeut kunt vinden en wat de toegevoegde waarde van fysiotherapie kan zijn bij heupklachten.
Het kan ook zijn dat er een extra operatie nodig is, bijvoorbeeld omdat het hechten van de labrumscheur niet goed is gelukt of omdat er een nieuwe scheur is ontstaan. Of omdat je heup dusdanig achteruit is gegaan dat alleen een kunstheup nog verlichting van de klachten kan geven.
Eventueel kun je ook denken aan een second opinion: je vraagt dan een andere arts om mee te kijken naar jouw dossier en op basis van zijn of haar expertise een advies te geven. Het recht op een second opinion is in de wet vastgelegd. Je behandelend arts moet dan ook meewerken aan het regelen van een second opinion, tenzij hij of zij een goede reden heeft om dat niet te doen. Meer informatie over een second opinion vind je bij de Patiëntenfederatie Nederland.
Als de oorzaak van de resterende (pijn)klachten niet wordt gevonden, is dat vaak heel moeilijk te verwerken. Bovendien worden chronische (pijn)klachten sterk beïnvloed door negatieve emoties, zoals onzekerheid, angst en stress. Maar chronische pijn los je niet op door even 'verplicht opgewekt' te zijn. Wat wel helpt, is proberen te zorgen dat je, zo nodig met specifieke pijnmedicatie, 'beter in je vel' komt te zitten. Kortom: positieve ervaringen opdoen die ervoor kunnen zorgen dat je beter bestand bent tegen je (pijn)klachten.
Bij chronische pijn is het verleidelijk om veel rust te nemen. Dat is echter geen goed idee. Rust geeft namelijk slechts tijdelijk verlichting, want het oude pijnniveau komt weer terug, terwijl je lichamelijke conditie door de rust achteruit gaat. Daarom is het bij chronische pijn (maar natuurlijk ook in andere situaties) van belang om te blijven bewegen. Kies een vorm van lichaamsbeweging die bij je past en waar je plezier in hebt, dat maakt het ook op de langere termijn makkelijker vol te houden.
Angst om te bewegen (en om daardoor pijn te krijgen) is helemaal niet raar en kan worden overwonnen. Zoek daarvoor deskundige hulp, bijvoorbeeld bij een psychosomatisch fysiotherapeut, en probeer stapje voor stapje de hoeveelheid beweging op te voeren. Vermijd te grote inspanningen, die zorgen namelijk voor een terugslag.
Bewegen kan op deze manier niet alleen een gezonder lichaam opleveren, maar ook plezier en sociale contacten. Ook met een lichamelijke beperking kun je sporten. Door het hele land organiseren zo'n 750 sportverenigingen die zijn aangesloten bij Gehandicaptensport Nederland op allerlei niveaus sportactiviteiten voor mensen met een (lichamelijke) beperking. Kijk voor meer informatie over sporten met een handicap op de website van Gehandicaptensport Nederland.
Er zijn ook boeken over het leren omgaan met pijn. In ‘Pijn & het brein’ van Annemarieke Fleming en Joke Vollebregt wordt in begrijpelijke taal uitgelegd hoe het pijnsysteem van je lichaam werkt. Ook worden manieren beschreven hoe je je activiteiten kunt opbouwen als je chronische pijn hebt en hoe je je uitgeputte energiereserves kunt opbouwen. In Heupge(w)richt 77 (september 2016) staat een recensie over dit boek.
In ‘De pijn de baas’ van dr. Frits Winter wordt een aantal dingen uitgelegd over pijn en belastbaarheid en staan handvatten om je leven zo in te delen dat het makkelijker wordt om met de pijn en beperkingen om te gaan.
Wat zijn de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van labrumletsel?
Er wordt veel onderzoek gedaan naar vormafwijkingen van de heup. Daarbij wordt vaak ook gekeken of er sprake is van labrumletsel. Omdat het lastig kan zijn om te beoordelen wat wel en niet klopt, zetten we de onderzoeken die we hebben gebruikt bij het schrijven van de informatie op deze website op een rijtje.
Voorkomen van labrumletsel - Heerey et al, Wenger et al, Lee et al
Heerey et al bekeken 29 studies waarin op basis van beeldvormend onderzoek (MRI, MRI + arthrogram en CT-scan) werd gerapporteerd over labrumletsel. Bij 17 van de studies was de gemiddelde leeftijd van de deelnemers lager dan 40 jaar.
Ze concludeerden dat bij 62% van de mensen met klachten sprake was van labrumletsel en bij 54% van de mensen zonder klachten.
Veel van de studies waren echter niet het beste van kwaliteit. Bij deze studies was er een gemiddeld tot hoog risico dat de resultaten beïnvloed waren door de kwaliteit van de studies. Er waren maar 5 studies met een laag risico hierop. Ook was er verschil in de manier waarop de beeldvormende onderzoeken werden gedaan, wat van invloed kan zijn op de kwaliteit van de beelden en daarmee de resultaten van het onderzoek.
Wenger et al onderzochten het dossier van 31 patiënten met labrumletsel en concludeerden dat bij slechts 4 van hen (13%) geen sprake was van een vormafwijking als oorzaak voor het labrumletsel.
Een zwakte van deze studie is dat het om een kleine groep patiënten gaat. Daarnaast lopen de leeftijden behoorlijk uiteen: van 18 tot 77 jaar. Ook is er geen vergelijking met een controlegroep met mensen zonder klachten.
Lee et al vroegen 70 vrijwilligers (47 vrouwen, 23 mannen) zonder klachten om een MRI te laten maken. Bij 27 van hen (38,6%) werd labrumletsel gevonden. 11 van de 27 deelnemers hadden een vormafwijking, wat waarschijnlijk de oorzaak was van het labrumletsel.
Behandeling van labrumletsel - Scott et al, Stelzer et al
Scott et al hebben gekeken of er verschil is tussen mensen die een kijkoperatie hebben gehad in verband met labrumletsel en mensen die niet zijn geopereerd als het gaat om het krijgen van een kunstheup. De onderzoekers hebben hierbij gekeken naar mensen jonger dan 50 jaar en ouder dan 50 jaar.
Uit het onderzoek bleek dat er geen significant verschil was tussen wel of niet opereren: ongeveer evenveel mensen kregen na hun diagnose ‘labrumletsel’ uiteindelijk een kunstheup. Wel was de tijd tussen de diagnose en het krijgen van een kunstheup langer bij de mensen die een kijkoperatie hadden ondergaan. Dit gold zowel voor de mensen jonger dan 50 jaar als voor de mensen ouder dan 50 jaar.
Het lijkt er dus op dat een kijkoperatie een kunstheup niet altijd kan voorkomen, maar dat het wel kan leiden tot het langer behouden van de eigen heup.
Stelzer et al doen onderzoek naar het resultaat van behandeling met fysiotherapie in vergelijk met behandeling met een kijkoperatie bij een groep van 72 patiënten, met een gemiddelde leeftijd van 47 jaar. Daarin zien ze dat na zes maanden bij alle groepen verbetering optreedt, maar het meest bij de mensen die een kijkoperatie hebben gehad.
De onderzoekers geven zelf aan dat een langere follow-up en een grotere groep patiënten nodig zijn om betere conclusies te kunnen krijgen.
Complicaties bij een kijkoperatie - Nakano et al
Bij elke ingreep kunnen er complicaties optreden, zo ook bij een kijkoperatie. Nakano et al hebben de complicaties van 36.761 kijkoperaties onderzocht. Bij 3,3% van de operaties ontstonden er complicaties.
Kneuzing van de schaamzenuw (n. pudendus) en/of beschadiging van de huidzenuw van de buitenkant van het dijbeen (n. cuteneus femoris lateralis) was de meest voorkomende complicatie: bij 0,9% van de operaties. Het gaat hier meestal om tijdelijke kneuzingen van de zenuw die in de loop van de tijd vanzelf herstellen.
Kneuzing van de schaamzenuw zorgt voor een doof gevoel in de schaamstreek en gaat in zes tot acht weken over. Dit wordt meestal veroorzaakt door de steun van de tractietafel die tijdens de operatie tussen de benen wordt geplaatst.
Beschadiging van de huidzenuw kan optreden bij het maken van de openingen in de huid en kan een brandend, tintelend of doof gevoel geven aan de buitenkant van het bovenbeen.
Het tijdens de operatie onbedoeld beschadigen van het kraakbeen en/of het labrum kwam in 0,7% van de gevallen voor.
Bij 0,2% van de operaties in dit onderzoek ontstond een infectie van de wond of van de heup. In het slechtste geval beschadigt de infectie de heup dusdanig dat alleen een kunstheup nog vermindering van de klachten kan geven.