Een orthopeed kan door middel van verschillende onderzoeken vaststellen of de klachten inderdaad worden veroorzaakt door de heup. Tijdens een beperkt lichamelijk onderzoek wordt onder andere gekeken naar het looppatroon (mank lopen), de spierkracht en de beweeglijkheid van de heup. In aanvulling hierop zijn röntgenfoto's en verschillende soorten scans onmisbaar om de aard en ernst van de afwijking nauwkeurig in beeld te brengen.
Consult
Wanneer je met je klachten voor het eerst bij een orthopeed komt, zal deze beginnen met het stellen van een aantal vragen om een beeld te krijgen van de aard van je klachten. Het is dus belangrijk om je klachten zo duidelijk mogelijk te beschrijven: zijn het pijn- of andere klachten, wanneer treden ze op en hoe vaak, slik je medicijnen om de klachten te onderdrukken en wat zijn de beperkingen die je tijdens het dagelijks leven ervaart.
Daarna volgt een beperkt lichamelijk onderzoek om te bepalen of de klachten inderdaad voortkomen uit de heup. Hierbij wordt gekeken naar het looppatroon en of er sprake is van mank lopen. Ook de spierkracht rondom de heup wordt bekeken, bijvoorbeeld door na te gaan of je op één been kunt staan. De beweeglijkheid van de heup wordt getest door te kijken of bepaalde bewegingen beperkingen opleveren.
Dit lichamelijk onderzoek kan soms pijnlijk zijn, maar is heel belangrijk voor een goede diagnose. Beschrijf daarom zo goed mogelijk wat je tijdens het onderzoek voelt en laat geen informatie achterwege omdat je denkt dat die niet van belang is. Naast het lichamelijk onderzoek zal de orthopeed veelal nog één of meerdere aanvullende onderzoeken (laten) uitvoeren die meer informatie verschaffen over de toestand van je heup.
Volgens de wet zijn zowel arts als patiënt verplicht om voldoende informatie over de behandeling uit te wisselen, want alleen zo kan een geschikt behandelingsvoorstel worden gedaan en kan de patiënt een bewuste keuze maken. In de praktijk wordt de informatie meestal alleen mondeling gegeven. Dit heeft echter als nadeel dat soms niet alle informatie goed wordt onthouden. Dat is natuurlijk ook niet vreemd. De diagnose dat je klachten worden veroorzaakt door heupdysplasie, die misschien wel operatief moet worden behandeld, is meestal een behoorlijk ingrijpende boodschap.
Daarom is de tijd en aandacht die je arts besteedt aan het verstrekken van informatie heel belangrijk en gelukkig hebben steeds meer ziekenhuizen ook schriftelijke informatie. Maar als de diagnose en een eventueel behandelingsadvies, je helemaal hebben overdonderd, dan kun je beter een nieuwe afspraak maken, zodat je er eerst eens rustig over hebt kunnen nadenken. Overigens ben je als patiënt ook verplicht om informatie te verstrekken en bovendien blijf je er zelf verantwoordelijk voor dat je de benodigde en gewenste informatie krijgt. Blijf dus vragen stellen als iets niet duidelijk is!
Röntgenfoto
Een gewone röntgenfoto van het bekken is meestal al voldoende om vast te stellen of er sprake is van heupdysplasie. Vaak worden meerdere foto's gemaakt vanuit diverse richtingen (voorzijde, zijkant enz.) De orthopeed kan de mate van dysplasie beoordelen door middel van het meten van verschillende hoeken in het gewricht.
Eén van die metingen is de CE-hoekmeting. 'CE' staat voor de afkorting 'Centre-Edge'. De CE-hoek is dus de hoek tussen een denkbeeldige verticale lijn naar het centrum van de heupkop (Centre) en een lijn vanaf dit punt naar de rand van de kom (Edge). Hoe ondieper de heupkom, hoe kleiner deze hoek en hoe ernstiger de dysplasie. Bij een normale heup behoort deze hoek minstens 20 – 25 graden te zijn, maar bij heupdysplasie is een CE-hoek van 10 tot 15 graden of zelfs minder, géén uitzondering.
Kanttekening bij deze hoekmeting is dat de mate van dysplasie geen graadmeter hoeft te zijn voor de ernst van de klachten. Iemand met een lichte dysplasie kan veel klachten hebben terwijl iemand met een ernstige afwijking niet per definitie ook ernstige klachten heeft.
Ook kan de orthopeed aan de hand van de röntgenfoto vaststellen of er reeds sprake is van (ernstige) slijtage.
CT-scan
Een computertomograaf is een apparaat waarmee zeer gedetailleerde foto's van bijvoorbeeld de heup kunnen worden gemaakt. Er wordt gebruik gemaakt van röntgenstraling en een computer. Het apparaat heeft een opening waar je, stilliggend op een beweegbare tafel, doorheen wordt geschoven. Er wordt dan een serie foto's gemaakt terwijl de tafel telkens een stukje opschuift. Daarna worden deze foto's in de computer samengevoegd tot een driedimensionaal beeld van de heup. Hierdoor is de mate waarin de heupkom de heupkop overdekt en daarmee de ernst van de dysplasie, goed vast te stellen. Afgezien van het stilliggen, is een CT-scan niet erg belastend en duurt een paar minuten.
Botscan
Een botscan (ook wel nucleaire of technetiumscan genoemd) wordt meestal gedaan om vast te stellen of er sprake is van artrose. Je krijgt hiervoor een injectie in de arm met een licht radioactieve vloeistof. Het duurt ongeveer drie à vijf uur voordat de vloeistof in voldoende mate in het skelet is opgenomen. Soms zijn ook foto's van de doorbloeding nodig. Dan worden al tijdens het injecteren en korte tijd daarna foto's gemaakt. Als de radioactieve stof voldoende is opgenomen, kan worden begonnen met het maken van de foto's. Je ligt dan op een smalle onderzoekstafel en met een speciale camera worden er van verschillende richtingen foto's van het bekken genomen. Het maken van de foto's duurt ongeveer een half uur, maar door de noodzakelijke inwerktijd neemt een botscan ruim een halve dag in beslag.
MRI-scan
MRI (= Magnetic Resonance Imaging) is een onderzoeksmethode waarbij geen röntgenstraling wordt gebruikt. Bij dit onderzoek lig je in een tunnelvormig apparaat en worden met behulp van een magneetveld en korte radiogolven bepaalde signalen in het lichaam opgewekt. Deze signalen worden opgevangen en hieruit kan de computer van het apparaat de samenstelling van de verschillende weefsels berekenen en ze uittekenen in de vorm van een doorsnede (de MRI-scan). Een MRI-onderzoek wordt, soms in combinatie met een contrastvloeistof, steeds vaker toegepast bij het opsporen van een heupafwijking. Het onderzoek duurt ongeveer twintig minuten, is pijnloos en ongevaarlijk. Wel kan het stilliggen in de kleine tunnel en het lawaaierige apparaat een beetje beangstigend zijn.
Marcaïnisatie
Om na te gaan of de pijnklachten inderdaad uit de heup komen of een andere oorzaak hebben, wordt soms een injectie met een verdovend medicijn gegeven. Als de pijn na de injectie enige tijd weg is, is de kans groot dat de pijnklachten echt uit de heup voortkomen. Deze injectie is niet als behandelmethode bedoeld.