vah blije babyAl jaren worden kinderen met heupdysplasie behandeld met een spreidmiddel. De Pavlik-bandage is het spreidmiddel dat het meeste gebruikt wordt bij jonge kinderen met heupdysplasie. Maar is dit altijd nodig?

De Pavlik-bandage wordt meestal gebruikt tot het kind een maand of zes/zeven is, maar soms langer. Heupdysplasie wordt onderverdeeld in stabiel (Graf type 2B en 2C), subluxatie (Graf type D en 3) en luxatie (Graf type 4).

Wel of geen Pavlik bij stabiele dysplasie?

De afgelopen jaren is er in vijf Nederlandse ziekenhuizen (UMC Utrecht, Leiden UMC, Amsterdam UMC, Isala Zwolle, Máxima Medisch Centrum Eindhoven) een studie uitgevoerd. De onderzoekers wilden weten of kinderen met stabiele dysplasie die werden behandeld met een Pavlik-bandage sneller een normale heup ontwikkelden dan kinderen die geen spreidmiddel kregen.

Om antwoord te kunnen geven op deze vraag zijn ruim honderd baby's onderzocht. Deze baby's waren doorverwezen voor een echo en bleken inderdaad een stabiele heupdysplasie (Graf type 2B of 2C) te hebben. 55 kinderen kregen een Pavlik-bandage en 49 kinderen kregen geen spreidmiddel. Het lot bepaalde welke behandeling het kind kreeg. De kinderen waren gemiddeld 14 weken oud bij start van de behandeling. Dit was voor beide groepen hetzelfde.

Zes en twaalf weken na de start van de behandeling werd met een echo gekeken naar de ontwikkeling van de heup. Dit gebeurde bij beide groepen kinderen. De belangrijkste uitkomst was de zogenaamde alfahoek bij de leeftijd van zes maanden.

Soms alsnog behandeling nodig

Van de kinderen die geen spreidmiddel droegen, was het voor een aantal kinderen alsnog nodig wél een Pavlik-bandage te gaan dragen omdat hun heup niet voldoende vooruitging. Drie kinderen kregen na zes weken de Pavlik-bandage en zeven kinderen kregen na twaalf weken alsnog de Pavlik-bandage. Deze latere start van de behandeling maakte geen verschil in de uiteindelijke uitkomst: de heupen ontwikkelden zich goed.

Geen verschil tussen beide groepen

Beide groepen kinderen hadden een vergelijkbare vooruitgang in de ontwikkeling van de heup. Hierbij werd dus geen verschil gezien tussen de kinderen die een Pavlik-bandage hadden gedragen en de kinderen die dit niet hadden. Ook op röntgenfoto's die gemaakt zijn toen de kinderen negen maanden en twee jaar oud waren, was er geen verschil tussen beide groepen. Na twee jaar hadden in beide groepen 60% van de kinderen normale heupen, 30-35% nog een milde dysplasie en 5-10% een zware dysplasie.

Vervolgonderzoek is nodig en wordt voorbereid

Dit onderzoek was nog niet groot genoeg om hier conclusies uit te trekken. Daarvoor moeten verschillende mensen hetzelfde resultaat vinden en moet het in grotere groepen kinderen onderzocht zijn. De Nederlandse Orthopaedische Vereniging heeft het onderwerp als vraag op de onderzoeksagenda staan.

Daarom wordt op dit moment in Nederland een grotere studie voorbereid, waarbij wordt gekeken of hetzelfde effect wordt gevonden. Zodra het kan, zullen wij hier meer over schrijven. De hoop is dat dit onderzoek in 2021 kan starten.

Let op: heb je vragen over de behandeling met spreidmiddel van je kind? Neem dan contact op met de behandelend arts. Verander nooit zonder overleg een behandeling.

Bron: Pollet, V., Castelein, R.M., van de Sande, M. et al. Abduction treatment in stable hip dysplasia does not alter the acetabular growth: results of a randomized clinical trial. Sci Rep 10, 9647 (2020). https://doi.org/10.1038/s41598-020-66634-1

Dit artikel is geschreven door Merel van Veen-Wagensveld.