Logo VAH

Nieuws

Tijdens de Landelijke Contactdag van 2014 vertelde podoposturaal therapeut Martin Koelman van Podocentrum Alkmaar hoe zooltjes met millimeter dunne laagjes kurk kunnen helpen bij het verbeteren van de gehele lichaamshouding en daardoor chronische klachten verhelpen.

In 1983 was hij net afgestudeerd als fysiotherapeut toen er in een aflevering van TROS Aktua aandacht werd besteed aan de praktijk van Aad Boogaard in Alkmaar. Met behulp van speciale zooltjes kon hij mensen van hun chronische klachten af helpen. Met de gedachte dat hij een paar maanden met kurk zou gaan knutselen om daarna een echte baan als fysiotherapeut te gaan zoeken, solliciteerde hij bij Podocentrum Alkmaar. Ruim dertig jaar later is de praktijk van hem en ‘knutselt’ hij nog steeds met kurk.

De patiënten van een podoposturaal therapeut kun je verdelen in drie groepen:

  1. Mensen bij wie de zooltjes geen effect hebben of meer klachten veroorzaken.
  2. Mensen bij wie de zooltjes effect hebben en die na verloop van tijd weer zonder zooltjes kunnen.
  3. Mensen bij wie de zooltjes effect hebben en die niet meer zonder kunnen.

Er zijn twee soorten zolen: podologische zolen en podoposturale zolen.

Podologische zolen

Een podoloog maakt podologische zolen. Deze zolen richten zich over het algemeen op voetproblemen; een podoloog kijkt vooral naar de stand van de voet en enkel en minder naar de stand van het lichaam. Podologische zolen zijn vaak drukontlastende zolen, bijvoorbeeld om een bepaald pijnpunt te ontlasten.

Voor het maken van deze zolen wordt een scan van de voet gemaakt. Deze wordt digitaal verwerkt, waarna eventuele aanpassingen worden gedaan aan de zool. Vervolgens wordt de zool gemaakt met een computergestuurde freesmachine. Hiervoor kunnen materialen met verschillende hardheden worden gebruikt, afhankelijk van de aandoening en de situatie van de patiënt.

Podoposturale zolen

Een podoposturaal therapeut zoekt naar de logica tussen de lichaamshouding van de patiënt en de klacht(en) die hij heeft. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de plek waar de klacht zich manifesteert, zoals bijvoorbeeld de heup, maar altijd naar het hele lichaam. Klachten van de heup kunnen namelijk komen door een bekkenscheefstand, maar een probleem met de heup kan ook een bekkenscheefstand veroorzaken. Daarom is het altijd belangrijk om te kijken naar de samenhang van de klachten en de lichaamshouding. Op het moment dat de afwijking is gevonden, kun je de houding gaan verbeteren in de hoop dat de klacht vermindert.

Dr. Bourdiol, de grondlegger van de podoposturale therapie, was van mening dat een afwijkende stand van de voet invloed heeft op het hele lichaam. Immers: alles zit aan elkaar vast en als de voet niet goed staat, dan staat ook het onderbeen niet goed, net als de knie en de heup. Daar op volgend heeft ook het bekken een afwijkende stand en staan de wervelkolom en nek niet zoals het hoort. Andersom kan een afwijkende stand van bijvoorbeeld de heup er ook voor zorgen dat de knie en de voet niet goed staan.

Vooralsnog is podoposturale therapie niet evidence based: er is nog geen wetenschappelijk bewijs dat zooltjes met 2 millimeter kurk werken. Hier wordt aan gewerkt, maar vooralsnog is de therapie dus practice based: men ziet in de praktijk dat het werkt.

Drie voetsoorten

Bourdiol maakt onderscheid tussen drie soorten voeten: de normale voet, de platvoet en de holvoet. Daartussen zijn er allerhande gradaties.

Normale voet

Bij een normale voet is de voetboog normaal waardoor de botjes in de voet goed gepositioneerd staan in de enkel. De binnenkant van de enkel staat daardoor gelijk aan de binnenrand van de voet, de buitenkant van de enkel staat gelijk aan de buitenrand van de voet. Het onderbeen staat iets naar voren, de kuitspier is iets aangespannen en om te voorkomen dat je voorover valt, staat de knie licht gebogen. Daardoor staat het bovenbeen weer iets naar achteren. De heup staat in een normale positie.

normale voet

De lichaamshouding bij een normale voet.

De stand van het bovenbeen zou maken dat je achterover valt als het bekken dit niet compenseert. Daarom staat dit licht naar voren gekanteld. Om vervolgens te zorgen dat het bovenlichaam niet naar voren valt, zijn er drie krommingen in de wervelkolom: de lumbale lordose (de kromming van de wervelkolom in de lage rug), de thoracale kyfose (de kromming van de wervelkolom in de bovenrug) en de cervicale lordose (de kromming van de wervelkolom in de nek). Door de verschillende krommingen heeft het lichaam weinig spieractiviteit nodig om stabiel te staan.

Platvoet

Bij een platvoet is er sprake van slappe (hypotone) spieren. Hierdoor zakt de voetboog in waardoor het onderbeen met de voet mee naar binnen draait (endorotatie). Als gevolg hiervan draaien ook knie en bovenbeen naar binnen waardoor de heupkop naar achter draait. Het bekken kantelt voorover, maar door de slappe spieren is de onderrug plat: de spieren kunnen de normale houding niet handhaven. Door de hypotone spieren neemt het hele lichaam een hangende houding, de scapulum posterior houding, aan.

platvoet

De lichaamshouding bij een platvoet.

In plaats van een passieve ondersteuning met behulp van een steunzool die de voet alleen maar nog luier maakt, zegt dr. Bourdiol dat de spieren in de voet geprikkeld moeten worden om ze sterker te maken. Hierdoor zal de stand van de voet normaler worden, waardoor de houding verbeterd.

Holvoet

Het tegenovergestelde van de platvoet is de holvoet. In plaats van slappe (hypotone) spieren is er sprake van (te) krachtige (hypertone) spieren. De voetboog wordt daardoor opgetrokken, waardoor het hielbeen verticaler komt te staan. Daardoor wordt de voet naar buiten getrokken en draait het onderbeen naar buiten. Ook de knieën draaien naar buiten en het bovenbeen volgt hierin. De heupkop draait hierdoor naar voren.

holvoet

De lichaamshouding bij een holvoet.

Mensen met een holvoet staan met gebogen knieën omdat zowel de kuitspieren als de hamstrings zo strak staan dat het been niet meer kan worden gestrekt. Ook de rugspieren zijn hypertoon, waardoor de onderrug hol trekt. Als gevolg daarvan wordt het bekken naar voren getrokken. De houding van iemand met een holvoet is te omschrijven als een strakke, militaristische houding.

Daar waar mensen met een platvoet een zooltje krijgen om de voetspieren te laten aanspannen, wordt voor mensen met een holvoet een zooltje gemaakt dat de voetspier laat ontspannen. Aan het eind van de voetspier zit een peesje en door dit met een scherpe rand te prikkelen, krijgt de voetspier de informatie dat het peesje afscheurt. Hier zal hij zich tegen willen verdedigen en dit doet hij door te ontspannen. Hierdoor wordt de voet minder hol en neemt de spierspanning af, niet alleen in de voet maar in het hele lichaam.

Bovenstaande standen zijn gebaseerd op een symmetrische lichaamshouding. De meeste mensen zijn echter niet symmetrisch. Zo komt het ook voor dat er een combinatie is van een holvoet links en een platvoet rechts.

Beoordeling van de lichaamshouding

Bij de beoordeling van de houding wordt naar een aantal lijnen van het lichaam gekeken. De tepellijn moet horizontaal zijn, net als de schouderlijn. De luchtfiguren (de ruimte tussen de armen en de romp) links en rechts moeten min of meer symmetrisch zijn. Een loodlijn vanaf het oor moet recht over de schouder, over de heup, over de knie en midden tussen de voeten te vallen. Bij het kijken naar de lichaamshouding moet altijd rekening worden gehouden met het feit dat niemand volledig recht staat omdat er altijd sprake is van een dominantie van de ene of de andere lichaamszijde.

lijnen lichaamshouding

Een aantal van de lijnen waar naar wordt gekeken bij het beoordelen van de lichaamshouding.

Bij een normale, symmetrische houding staan de enkels recht, de knieën staan symmetrisch, de heupen staan op een lijn en de wervelkolom staat recht. Het lichaamszwaartepunt bevindt zich middenin de buik, ter hoogte van de wervels L3-L4 (ongeveer ter hoogte van de bovenrand van het bekken). In de normale houding valt een loodlijn vanuit het lichaamszwaartepunt midden tussen je voeten.

Bekkenmeting

Bekkenmetingen moeten altijd zowel aan de voorkant als aan de achterkant worden gedaan. Hierdoor krijg je niet alleen zicht op een eventuele bekkenscheefstand, maar kun je ook zien of er sprake is van een bekkentorsie. Hierbij kan sprake zijn van een kanteling van het bekken (naar voren) of een draaiing van het bekken waarbij de ene bekkenhelft naar voren gedraaid staat ten opzichte van de andere. Hiervoor wordt een viertal referentiepunten gebruikt: de SIAS (spina iliaca anterior superior) aan de voorkant en de SIPS (spina iliaca posterior superior) aan de achterkant.

sips sias

De locatie van de SIPS en SIAS wordt bepaald.

Bekkenscheefstand

De meeste mensen hebben een bekkenscheefstand. Hierdoor ontstaat er een asymmetrische houding waarbij het lichaamszwaartepunt verschuift en naast de steunpunten valt. Om te voorkomen dat je omvalt, moet je dit zwaartepunt weer op zijn plek krijgen. Hiervoor is een aantal mogelijkheden:

  • Het optrekken van de schouder waardoor de wervelkolom een bocht opzij maakt (scoliose). De luchtfiguren zijn asymmetrisch. Deze houding veroorzaakt verwringing in het bekken met als gevolg klachten van de heupen en lage rugpijn.
  • Het buigen van de knie aan de kant waar het bekken te hoog staat. Hierdoor ontstaat een scheefstand onder het bekken, maar het bekken en de wervelkolom staan recht. Ongemerkt kiezen de meeste mensen voor deze compensatoire houding.

Iemand die jarenlang compensatoir staat, zal hier op den duur klachten van krijgen. Immers: door het buigen van een knie draait het been naar binnen, maar om het andere been langer te maken zal dit naar buiten draaien. Hierdoor ontstaat aan de ene kant van het lichaam een ‘holvoethouding’ en aan de andere kant een ‘platvoethouding’.

Tussen de twee bekkenhelften zit het heiligbeen, dat met de SI-gewrichten links en rechts vastzit aan de bekkenhelften. Bij een compensatoire houding komt dit in de verdrukking waardoor a-specifieke lage rugklachten ontstaan die vanuit de podoposturale therapie zijn te verklaren.

Voorkomende klachten die worden veroorzaakt door een bekkenscheefstand zijn:

  • klachten van de heup / lies;
  • knieklachten;
  • slijmbeursontsteking bij de heup;
  • Bakerse cyste in de knieholte;
  • hielspoor;
  • peesplaatontsteking in de voet;
  • enkelklachten.

In de meeste gevallen ontstaan klachten aan de lage kant van het bekken. Door mensen op een andere manier te positioneren met behulp van zooltjes kan de houding worden verbeterd en nemen in veel gevallen de klachten af.

Het is bij mensen die jarenlang scheef hebben gestaan van groot belang om de rug niet over het hoofd te zien. Door de langdurige scheve belasting van de wervelkolom kunnen zenuwen bekneld raken die dan uitstralende pijn naar bijvoorbeeld de heup veroorzaken. Het is dus ook belangrijk om te controleren of de pijn volledig is te wijten aan bijvoorbeeld de bekkenscheefstand of dat er daarnaast sprake is van een zenuwbeknelling in de rug. Hier kan dan bij het corrigeren van de houding rekening mee worden gehouden.

Geduld is een schone zaak

Met de zooltjes kun je dus verschillende houdingsafwijkingen corrigeren, al dan niet gecombineerd. Het is van groot belang om hierbij niet te hard van stapel te lopen en de correctie(s) in kleine stapjes tegelijk te doen. Doordat met de zooltjes de spieren aan het werk worden gezet en de al jarenlang verkeerde houding langzaam verandert naar de juiste houding, kan dit in de eerste maand spierpijn in verschillende delen van het lichaam veroorzaken. Zou je in een keer een grote verandering in de houding teweegbrengen, dan is het heel lastig om vol te houden.

Podoposturale therapie is een behandelvorm die geduld vergt van jou als patiënt. De periode tussen de verschillende stappen is meestal een paar maanden. Soms is het nodig om een stapje terug te doen, een andere keer kan het opbouwen wat sneller gaan. Bij de een is op een gegeven moment het eindstation bereikt en hoeven de zolen niet meer te worden aangepast. Bij de ander blijft het af en toe nodig om hier en daar een aanpassing te doen. Om te kijken of de zooltjes werken en of iemand er iets aan heeft, wordt altijd geadviseerd om ze ook regelmatig uit te doen om te kijken of ze worden gemist.

Om de overgang tussen de verschillende stappen makkelijker te laten verlopen, maakt de heer Koelman tegenwoordig twee paar zolen. Daardoor kan de patiënt de zolen van stap 1 en stap 2 afwisselen om het gebruik van de nieuwe zolen langzaam op te bouwen tot deze volledig kunnen worden gebruikt. Op dat moment kunnen de zolen van stap 1 worden aangepast naar zolen voor stap 3 en begint het afwisselen weer opnieuw.

Bij het behandelen met zooltjes is het altijd zoeken naar de gulden middenweg tussen de houding waar de klachten door veroorzaakt worden en een anatomisch rechte houding. Die laatste is het einddoel van de behandeling, maar is niet in één keer te bereiken. Bovendien kan het zo zijn dat de patiënt de anatomisch rechte houding helemaal niet prettig vindt en dat met een net niet perfecte houding de klachten over zijn. Daarom moet er altijd worden gezocht naar wat wel en niet werkt voor de individuele patiënt.

Dr. Bourdiol gaf oorspronkelijk aan dat verhoging nooit hoger mag zijn dan 3 millimeter. De heer Koelman is van mening dat het belangrijker is om te kijken naar wat werkt voor de patiënt. Er wordt altijd gekeken of het mogelijk is om een zooltje te maken dat in de schoen past, maar soms is er meer verhoging nodig dan dat er in de schoen past. Dit moet dan onder de schoen worden gemaakt.

Doordat de heer Koelman van huis uit fysiotherapeut is, kan hij naast het aanmeten van de zolen ook houdingverbeterende oefeningen meegeven om de werking van de zolen te versterken. Daarnaast werkt hij samen met diverse andere disciplines, zoals een oefentherapeut Mensendieck, manueel fysiotherapeuten en een osteopaat. Hierdoor kan op diverse manieren worden ingespeeld op de behoeften van de individuele patiënt om het corrigerend vermogen van het lichaam aan te spreken.

Op de website van de Stichting Loop kun je een podoposturaal therapeut bij jou in de buurt zoeken.

Dit artikel is geschreven door Renske Pereboom en eerder gepubliceerd in Heupge(w)richt 68 (juni 2014).